De Afrikaanse definitie van tijd
In Kenia hoor ik bijvoorbeeld vaak ‘pole pole’, al dan niet in één adem aangevuld door ‘hakuna matata’. Waar dat laatste staat voor ‘geen zorgen’ (juist, je spreekt door De Leeuwenkoning al een aardig woordje Swahili), staat ‘pole pole’ voor ‘rustig aan’ – take it easy. Toch wil het nog wel eens lastig zijn als je met je Nederlandse ’tijd is geld’-mentaliteit naar Afrika komt: waarom vertrekt die bus nou maar niet?
Eén van de meest interessante theorieën die ik over de Afrikaanse definitie van tijd heb gelezen, is geschreven door Ryszard Kapuściński, een Poolse journalist die verspreid over dertig jaar vele Afrikaanse landen bezocht, waaronder
Kenia,
Rwanda, Nigeria en
Ethiopië. Als Afrika-journalist schreef hij veel voor kranten, maar er zijn ook boeken van zijn hand verschenen. Zijn eerdergenoemde theorie over ’tijd in Afrika’ komt uit ‘The Shadow of the Sun: My African Life’, een boek dat in het Nederlands verscheen onder de naam ‘Ebbenhout’.
Boek: ‘The Shadow Of The Sun’ / ‘Ebbenhout’
In het boek vergelijkt Kapuściński het Europese concept van tijd met het Afrikaanse concept van tijd. Waar Europeanen vaak slaaf zijn van de tijd, stelt hij, zien Afrikanen het begrip tijd als een soepel, buigbaar en flexibel begrip – tijd is volgens hen namelijk iets wat door mensen is bedacht. Een afspraak is dus pas een afspraak als beide partijen bij elkaar komen, niet wanneer de afspraak op voorhand wordt overlegd. Hieronder lees je de hele passage uit ‘The Shadow of the Sun’:
“The European and the African have an entirely different concept of time. In the European worldview, time exists outside man, exists objectively, and has measurable and linear characteristics. According to Newton, time in absolute: “Absolute, true, mathematical time of itself and from its own nature, it flows equably and with relation to anything external.” The European feels himself to be time’s slave, dependent on it, subject to it. To exist and function, he must observe its ironclad, inviolate laws, its inflexible principles and rules. He must heed deadlines, dates, days and hours. He moves within the rigors of time and cannot exist outside them. They impose upon him their requirements and quotas. An unresolvable conflict exists between man and time, one that always ends with man’s defeat – time annihilates him.
Africans apprehend time differently. For them, it is a much looser concept, more open, elastic, subjective. It is man who influences time, its shape, course and rhythm (man acting, of course, with the consent of gods and ancestors). Time is even something that man can create outright, for time is made manifest through events, and whether an event takes place or not depends, after all, on man alone. If two armies do not engage in a battle, then that battle will not occur (in other words, time will not have revealed its presence, will not have come into being).
Time appears as a result of our actions, and vanishes when we neglect or ignore it. It is something that springs to life under our influence, but falls into a state of hibernation, even nonexistence, if we do not direct our energy toward it. It is a subservient, passive essence, and, most importantly, one dependent on man.
The absolute opposite of time as it is understood in the European worldview.
In practical terms, this means that if you go to a village where a meeting is scheduled for the afternoon but find no one at the appointed spot asking, “When will the meeting take place?” makes no sense. You know the answer: “It will take place when people come.””
Wanneer vertrekt de bus?
De bus vertrekt dus als de bus vol is, als de mensen er zijn. Niet eerder en niet later. Ik moet eerlijk zeggen dat ik langzaamaan begin te wennen aan dit concept, maar af en toe passeert dit culturele struikelblok weer even de revue. Onlangs bijvoorbeeld nog, toen een chauffeur eerst zei dat de matatu zou vertrekken “over tien minuten”. Hij was de enige die kon beslissen of het inmiddels volle busje wel of niet eerder zou vertrekken, dus toen ik vroeg of het echt tien minuten ging duren, zei hij met een brede grijns: “Well.. Kenyan ten minutes”.
Daar kon ik met mijn hoofd dan weer niet bij – hij wist dat het langer dan tien minuten ging duren (wat uiteraard het geval bleek), maar zei op voorhand dat het tien minuten zou gaan duren. Is dat dan een leugen, of wist hij zelf ook nog niet wanneer we zouden vertrekken? Of ligt het gewoon aan de Westerse slaaf van de tijd die ik ben? Waarschijnlijk dat laatste.